Ancien Régime

De heer en zijn drossaard

Het hoogste gezag in Geel berustte tijdens het ancien régime bij de bezitter van de heerlijkheid, man of vrouw. Aanvankelijk was de macht van die personen nog quasi onbeperkt, zoals het gangbaar was in de vroege feodaliteit, maar dat veranderde geleidelijk aan in de goede zin. De heer of de vrouw van Geel stelde een drossaard aan, een vertrouwenspersoon die belast werd met het dagelijkse bestuur van de heerlijkheid. Die ambtenaar kreeg uitgebreide bevoegdheden. Hij rapporteerde aan zijn opdrachtgever. Voor de belangrijkste zaken nam die laatste toch zelf de ultieme beslissing.

De bijzonderste plicht van de drossaard bestond erin de belangen van de heer te behartigen. Uiteindelijk was het immers de bedoeling dat er inkomsten vanuit de heerlijkheid naar de geldkoffer van de heer vloeiden.

Wanneer de drossaard door afwezigheid of ziekte verhinderd was zijn ambt waar te nemen, trad zijn plaatsvervanger, de stadhouder, in actie. De eerste drossaard wiens naam ons bekend is, heette Wouter Schellink. Hij wordt als drossaard van Hendrik I Berthout vermeld in een oorkonde van 1251.

Vanaf de zeventiende eeuw stelden de bezitters van de heerlijkheid, die toen tot adellijke Franse families behoorden en van Geel vervreemd waren, een intendant aan die als tussenpersoon optrad in de betrekkingen van de heer met zijn onderdanen.

Vrijheid

Vermoedelijk in de eerste helft van de dertiende eeuw kende de bezitter van Geel aan de inwoners belangrijke vrijheden toe. Dat waren in feite bepaalde wederzijdse rechten en plichten die tussen de machthebber en zijn onderdanen waren afgesproken, in regels vastgelegd en bezegeld. De benaming Vrijheid van Geel duikt vanaf dan op. De term ‘vrijheid’ stond toen grosso modo voor wat wij vandaag ‘gemeente’ noemen.

Schepenbank

Ook de oprichting van een schepenbank dateert uit de eerste helft van de dertiende eeuw en wellicht is dat een van de hierboven aangehaalde vrijheden die toen aan de Gelenaars werden toegekend. De precieze datum van dat belangrijke gebeuren is helaas niet bekend.

De schepenbank bestond uit zeven leden. Zij vertegenwoordigden de inwoners in het bestuursapparaat en in de rechtspraak. Aanvankelijk werden de schepenen autonoom door de heer aangesteld. Hun ambtstermijn was tot enkele jaren beperkt. Op een later tijdstip bedongen de schepenen dat ze zelf een lijst met kandidaten voor het schepenambt mochten indienen. Daaruit moest de heer dan zijn keuze maken.

Geschillen

Niet alle bezitters van de Vrijheid hielden zich echter aan de afgesproken rechten en plichten. Dat gaf aanleiding tot ernstige geschillen. Enkele keren zagen de schepenen zich zelfs verplicht om hun rechten af te dwingen via een procedure voor de Raad van Brabant, het hoogste justitiehof van het hertogdom. Een voorbeeld hiervan is het langdurige proces in de periode 1703-1724 tussen de Geelse schepenen en A. Vierling, intendant van Béatrice van Lorreinen, abdis van Remiremont, de toenmalige vrouwe van Geel. 

Rechterlijke bevoegdheden

Drossaard en schepenen namen samen de nodige beslissingen voor een goede functionering van de Geelse gemeenschap. Naast hun bestuurlijke bevoegdheden waren de schepenen ook bekleed met rechterlijke macht. De Geelse schepenbank was een rechtbank van zogenaamde ‘hoge justitie’. Dat betekende dat ze in strafzaken zowel voor overtredingen als voor misdaden vonnissen velde. Een veroordeelde kon niet in beroep gaan. In het rechtssysteem van die tijd was het de drossaard die de misdrijven opspoorde en de daders voor de rechtbank bracht, maar het waren de schepenen die recht spraken. Die rechtbank noemde men de vierschaar. Ook burgerlijke zaken werden door de schepenbank beslecht.

Corpus

Wanneer moest worden beslist over belangrijke beleidsdaden, zoals het heffen van nieuwe belastingen of het procederen voor een hogere rechtbank in naam van de gemeente, lieten drossaard en schepenen zich bijstaan door lieden die representatief waren voor de hele gemeenschap in al haar geledingen: twee gezworen afgevaardigden van elk van de elf gehuchten, twee kerkmeesters van de Sint-Amandskerk en twee van de Sint-Dimpnakerk, alsook twee heilige-geestmeesters. Dat bracht het totale aantal leden van de vergadering op zesendertig. Men noemde die verzameling ‘het corpus’ van de gemeente. Wanneer er zeer belangrijke geldkwesties op de agenda stonden, hadden bovendien ook de bijzonderste gegoede inwoners het recht hun stem te laten horen in het corpus.

Secretaris

Een bijzondere functionaris bij de Geelse schepenbank was de secretaris. Hij hanteerde de pen zowel bij rechterlijke als bij bestuurlijke aangelegenheden. De secretaris was van grote waarde voor de werking van het systeem. Daarom ook was het de heer die hem benoemde.

Bel

Bel is altijd een buitenbeentje geweest in de Vrijheid. Het dorp mocht in een zekere mate voor zichzelf zorg dragen. Het werd bestuurd door een meier die onderhorig was aan de drossaard van Geel.

Markizaat Antwerpen

Tot aan het einde van het ancien régime in onze streken (1795) was het markgraafschap Antwerpen, waarvan Geel deel uitmaakte, ingedeeld in zeven kwartieren. Dat waren grote gebieden die, louter administratief, door de hoge overheid als een geheel werden beschouwd. Zaken zoals omslag van de kwartierbelasting, verdeling van de militaire lasten, doorgeven van orders, maatregelen voor de openbare veiligheid en andere gecombineerde acties waren een kwartieraangelegenheid.

Het kwartier van Geel

Een van die zeven territoriale omschrijvingen van het markizaat Antwerpen was ‘het kwartier van Geel’, dat veertien dorpen omvatte: Geel, Varendonk-Watereinde, Bel, Eindhout, Veerle, Oevel, Zoerle-Parwijs, Echelpoel, Meerbeek, Houtven, Westerlo, Olen, Hulshout en Vorselaar.

Geel zelf was de hoofdplaats van het kwartier en de Geelse drossaard vervulde er de functie van hoofddrossaard. Hij nam de nodige beslissingen, coördineerde het collectieve optreden en zat de kwartiervergadering voor.

Naar 'Ommezwaai vanaf de Franse tijd'